Ontwikkeling provinciefonds blijft achter bij ontwikkeling BBP en inflatie
Het Provinciefonds krimpt vanaf 2026 met € 300 miljoen, ook blijft de ontwikkeling van het fonds historisch achter bij de ontwikkeling van het BBP. De inflatiecorrectie is de afgelopen twee jaar lager geweest dan de werkelijke inflatie. In 2024 ging het om een verschil van 1,7 procent. In 2025 is het verschil 0,5 procent. Dit betekent dat er structureel circa € 75 miljoen te weinig aan het provinciefonds is toegevoegd om de werkelijke inflatie te kunnen opvangen. Provincies en gemeenten vragen sinds 2024 aandacht voor dit probleem.
- Provincies vragen een snelle oplossing om het financiële tekort te herstellen.
Het uitvoeringsfundament op orde brengen
Provincies willen samen met het Rijk verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering van grote maatschappelijke opgaven zoals het Klimaatakkoord, woningbouw, en digitalisering van overheidsdiensten. De uitvoering van deze opgaven vindt in belangrijke mate plaats bij provincies en andere decentrale overheden. Het Rijk moet er zorg voor dragen dat de verschuiving van verantwoordelijkheden naar de provincies op een verantwoorde wijze plaatsvindt en dat provincies daarvoor voldoende, tijd, ruimte en middelen krijgen.
Als deze randvoorwaarden voor de uitvoering ontbreken, dan heeft dit grote gevolgen voor het behalen van maatschappelijke opgaven. De kloof tussen ambitie en praktijk belemmert de uitvoering, zet het vertrouwen van overheden onderling onder druk en is bovendien inefficiënt.
Daarom pleiten provincies voor een stevig uitvoeringsfundament. Een belangrijke voorwaarde is het zorgvuldig uitvoeren van de Uitvoerbaarheidstoetsen Decentrale Overheden (UDO). Dit betekent:
- Geen vrijblijvende uitvoering van de UDO;
- Eenduidige openbaarmaking van de resultaten van de UDO;
- BZK als belangrijke ondersteuner/coördinator bij de uitvoering van de UDO;
- Zorgvuldige en tijdige uitvoering van de Artikel 2-onderzoeken.
Advies Interbestuurlijke studiegroep van groot belang
Het is goed dat het kabinet met de instelling van een interbestuurlijke studiegroep uitvoering geeft aan de aangenomen motie Chakor. Om de balans tussen taken en middelen voor de taakuitvoering van de decentrale uitvoering in beeld te brengen is een zorgvuldige en gezamenlijke uitvoering van de motie essentieel.
Concrete structurele handvatten zijn nodig voor het herstel van de balans in decentrale taken en middelen, en het versterken van de bestuurlijke verhouding tussen Rijk en decentrale overheden. Het advies van de interbestuurlijke studiegroep kan een bouwsteen zijn voor de interbestuurlijke consultatie in de komende (in)formatieperiode en een kader bieden voor het vernieuwen en aanscherpen van de Code Interbestuurlijke verhoudingen.
Ook lopen er in gezamenlijkheid met Rijk onderzoeken naar de balans tussen taken en middelen op het gebied van openbaar vervoer, infrastructuur en natuur. Met het kabinet is afgesproken dat het niet de vraag is of, maar hoe de uitkomsten van deze onderzoeken worden geëffectueerd. Tegelijk wordt aan de herijking van het verdeelmodel voor het Provinciefonds gewerkt. Dit betekent dat onderstaande punten in het vervolgtraject een goede uitwerking en voldoende aandacht moeten krijgen:
- Consequent toepassen van art.2 Wet Financiële Verhoudingen en art.105 Provinciewet (betreft bekostiging van taken);
- Het uitvoeringsfundament op orde, zoals bovenstaand beschreven;
- Urgentie in herstel balans in taken, bevoegdheden en middelen. De lopende onderzoeken in voortvarend tempo uitvoeren.
Decentrale overheden aan tafel bij kabinetsformatie
Voor de uitvoerbaarheid van de kabinetsplannen is de betrokkenheid van de decentrale overheden cruciaal. Over de aanpak van de urgente maatschappelijke opgaven en de gevolgen ervan voor de bestuurlijke en financiële verhoudingen is het van belang dat in de kabinetsformatie tijdig een goede dialoog met decentrale overheden wordt gevoerd. In de Code Interbestuurlijke Verhoudingen (art. 7) hebben we hierover met het Rijk afspraken gemaakt.
- Decentrale overheden moeten – zoals afgesproken in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen - tijdig aan tafel zitten bij de kabinetsformatie.
Provincies werken graag mee aan uitwerking Contourenbrief Autobelastingen
Provincies onderschrijven het belang van het ontwikkelen van een systeem van autobelastingen dat bijdraagt aan een duurzaam, rechtvaardig en betaalbaar mobiliteitsbeleid, die regionaal toepasbaar is en de overgang naar elektrisch rijden bevordert. Provincies benadrukken het belang van een stabiel en autonoom belastinggebied, met behoud van de huidige opcenten als constante inkomstenbron. De opcenten op de Motorrijtuigenbelastingen vormen het enige belastinggebied van provincies, waarmee provincies over onmisbare inkomsten beschikken om maatschappelijke taken te kunnen uitvoeren.
- Provincies staan voor het behoud van een autonoom en stabiel belastinggebied.
- Veranderingen in de autobelastingen, zoals op 3 juli aangekondigd in de Contourenbrief Autobelastingen, dienen zorgvuldig en in overleg met de provincies worden doorgevoerd.
- Financiële gevolgen voor provincies door aanpassingen in de autobelastingen tijdig in beeld brengen en zo nodig passende maatregelen voorzien om deze provinciale inkomstenbron op peil te houden.